Monteur / Servicemonteur beveiligingsinstallaties

De medewerker kan communiceren met in- en externe klanten, leveranciers, collega's (en leidinggevende) in woord en geschrift. Hij/Zij kan op adequate wijze contact onderhouden met de klant. Hij/Zij stelt gerichte vragen om alle relevante informatie boven water te krijgen. Hij/Zij vraagt door bij medewerkers/klant die aanwezig waren/was op het moment dat een storing zich voordeed, om een goede analyse te kunnen maken. Hij hoort de storingsmelding/omschrijving aan en stelt aanvullende vragen. Hij/Zij kan uitleg geven over de werking van het beveiligingssysteem en het onderhoud, instructies over het gebruik en komt hierbij over als een deskundige. Hij/Zij kan correct, vlot en bondig formuleren en communiceren in vaktaal en is in staat vakkennis en ervaringen met collega's te delen. Hij/Zij heeft omgangskunde en kan informatie analyseren en mondeling en schriftelijk samenvatten.

De medewerker kan op adequate wijze samenwerken en afstemmen met collega's en klant, zodat het werk wordt uitgevoerd in een voor alle teamleden prettige werksfeer. Hij/Zij kan instructies geven en overleggen. Hij/Zij kan collega's begeleiden en instrueren. Hij/Zij kan omgaan met kritiek en zichzelf ook kritisch naar collega's opstellen. Hij/Zij is gemotiveerd en enthousiast en stelt zich collegiaal op. Hij/Zij helpt collega's als ze daarom vragen en deelt vakkennis met collega's. Hij/Zij spreekt collega's aan op werkhouding en gedrag. Hij bespreekt problemen met zijn collega’s.

De medewerker kan plannen en organiseren, is in staat eigen werkzaamheden voor te bereiden en om mensen (monteurs, onderaannemers/leveranciers) en middelen (PBM's, gereedschappen, materialen en (klim)materieel) te plannen. Hij/Zij vult hiervoor bestel en werkbonnen in en heeft kennis van dataverwerking. Hij/Zij is op tijd aanwezig, verzamelt alle relevante informatie en Interpreteert deze informatie en beoordeelt de situatie ter plekke. Hij/Zij schat in hoelang de werkzaamheden gaan duren, overlegt met de klant, werkverantwoordelijke over de wijze van uitvoering, aanvang en einde van de werkzaamheden. Hij/Zij heeft gevoel voor ruimte, richting en benodigde montagetijd en heeft kostenbesef. Hij/Zij heeft kennis van geautomatiseerde systemen voor projectplanning en kan kostenbewust werken. Hij/Zij bepaalt in overleg met de klant werkvolgorde, stelt prioriteiten en houdt rekening met de bij de klant geldende regels. Hij/Zij gebruikt de bij de klant gewenste kleding en bedekking als overjas, haarnetten, overschoenen en dergelijke.

De medewerker kan werken met onderhoudsplannen/onderhoudsrapporten. Hij/Zij kan mondeling en schriftelijk periodiek (per dag of per week) de voortgang rapporteren over de werkzaamheden, zodat betrokkenen (collega’s, klanten, leidinggevende, onderaannemers) doelmatig worden geïnformeerd. Hij/Zij kan digitale systemen raadplegen voor het opzoeken van werkinstructies en het vullen van rapportages
Hij/Zij kent de nut en noodzaak van rapporteren in storingsrapporten en inspectierapporten en bepaalt welke aanvullende informatie wel en niet van belang is om vast te leggen en bepaalt welke informatie relevant is voor degene aan wie hij rapporteert. Hij geeft duidelijke en complete informatie en maakt zo nodig gebruik van diverse soorten communicatieapparatuur.
Hij/Zij vult werk-, uren, en materiaalbonnen in, vaak in standaard werkbonnen en test- en meetresultaten van onderzoeken. Hij/Zij signaleert wanneer er materialen/onderdelen bijbesteld moet worden en geeft dit tijdig door. Hij/Zij gebruikt de gebruikelijke (eenduidige) benaming voor materialen/onderdelen. Hij/Zij kan gestructureerd administreren en archiveren van o.a. afspraken, meer-/minderwerk, weekstaten, toolboxen en tekeningen. Hij/Zij rapporteert zowel mondeling als schriftelijk over klachten, incidenten en verbetervoorstellen en meldt arbeidsrisico's (VCA).

De medewerker zorgt voor een goede voorbereiding voorafgaand aan het bezoek aan de klant. Hij/Zij meldt zich correct aan en af. Hij/Zij kent de verschillende culturele en etnische achtergronden en kan dat toepassen in klantcontacten.
Hij/Zij ziet er verzorgd, schoon en netjes uit en is representatief voor het bedrijf.
De medewerker stelt zich klantvriendelijk op en daarvoor moet hij kunnen communiceren met de klant. De medewerker heeft kennis van de branche en producten en diensten van de organisatie (bedrijf). Hij/Zij geeft de klant deskundig advies. Hij/Zij informeert de klant over de werkzaamheden en geeft duidelijk aan wat deze kan verwachten.
Hij/Zij is in staat aan de klant te vragen of deze tevreden is over de geleverde dienst. Hij/Zij kan uitleg geven over de werking van het beveiligingssysteem en beantwoordt vragen van de klant.
De medewerker kan omgaan met kritiek en zelf nagaan of hij de kritiek kan wegnemen. Hij/Zij is in staat kritiek, vragen of problemen naar wens van de klant op te lossen. Hij/Zij streeft naar een zo veel mogelijk tevreden gestelde klant.

De medewerker werkt op een systematische manier volgens de verstrekte opdracht/bestek/offerte en volgt instructies en procedures op. Hij/Zij werkt volgens het (wel of niet vastgelegde) kwaliteitssysteem van de werkgever en voert een kwaliteitscyclus uit. Hij/Zij heeft kennis van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de van toepassing zijnde veiligheidsvoorschriften, bedrijfsvoorschriften en brede en specialistische kennis van relevante kwaliteitsprocedures en richtlijnen. De uitgevoerde werkzaamheden voldoen aan de norm, de afspraken en zijn binnen de afgesproken tijd afgerond. De medewerker werkt met de voorschriften die betrekking hebben op de benoemde vakhandelingen. Hij/Zij past zich aan de bedrijfscultuur aan en komt gemaakte afspraken na. Hij/Zij werkt ordentelijk en zorgvuldig, past zijn vakdeskundigheid (kennis en vaardigheden) toe en gaat efficiënt en kostenbewust om met materialen, gereedschappen, materieel, tijd en energie. Hij/Zij werkt met digitale systemen relevant voor het werk en toepassen ervan. Hij/Zij weet dat hij/zij verantwoordelijk is voor de veiligheid en het geleverde werk. Hij/Zij controleert en meet het eigen werk en keurt en controleert eindproducten. Hij/Zij is verantwoordelijk voor zelfstandig uitgevoerde werkzaamheden aan (deel) projecten en werkzaamheden die onder zijn begeleiding zijn gedaan door minder ervaren collega's. Hij houdt toezicht op hun werkzaamheden. Hij/Zij levert de werkplek 'bezemschoon' en netjes op.

De medewerker is verantwoordelijk voor zijn eigen veiligheid, die van anderen (collega's en klanten), de omgeving en het milieu. Hij/Zij is op de hoogte van relevante wetten (waaronder altijd het Bouwbesluit), regels en normen en arbo-, veiligheids-, milieu- en bedrijfsvoorschriften: veiligheidsmaatregelen, persoonlijke beschermingsmiddelen, brand en explosie, gezondheid en gezond/veilig, elektriciteit, hygiëne op de werkplek, beroepsziekten. Hij/Zij is bekend met de van toepassing zijnde veiligheidseisen en is bekend met de toe te passen PBM's.
Hij/ZIj houdt toezicht op de uitvoering van:
- kwaliteit, Arbo en milieu (KAM)
- veiligheid gezondheid en milieu (VCA + VOL, veiligheid operationeel leidinggevende)
- procedures, instructies en signalering
- veilig werken algemeen en aan installaties (o.a. Hygiëne op de werkplek)
- veiligheidsgedrag van zichzelf en anderen
Hij/Zij verkent de werkplek en beoordeelt deze op veiligheid. Hij/Zij kan een inschatting maken van gangbare en minder gangbare risico's. Als hij/zij een onveilige situatie signaleert grijpt hij/zij onmiddellijk in. Hij/Zij brengt voorzieningen aan ter voorkoming van onveilige situaties op de werkplek. Hij/Zij heeft kennis van en inzicht in veel voorkomende factoren die de menselijke prestatie op het gebied van veiligheid nadelig beïnvloeden (Human Factors). Hij/Zij houdt controle op veilig werken (volgens wet- en regelgeving, bedrijfsnormen/productiviteit) en past bedrijfsvoorschriften toe.

De medewerker kan (digitale) informatie- en communicatiemiddelen en -systemen hanteren.

De medewerker interpreteert beveiligingsplan en/of locatietekeningen.
Hij/Zij kiest en controleert te gebruiken gereedschappen.
Hij/Zij kiest en controleert te gebruiken materialen en componenten volgens specificatie.
Hij/Zij neemt voorzorgsmaatregelen voor een veilige werkomgeving (LMRA).

De medewerker controleert/checkt voor montage componenten volgens de beoogde specificatie/positie.
Hij/Zij monteert componenten van CCTV/Brandmeld/Inbraak systemen volgens specificaties, doel en eigenschappen van het systeem.
Hij/Zij hanteert en gebruikt de juiste gereedschappen.
Hij/Zij hanteert de regelgeving voor veiligheid en arbo.
Hij/Zij maakt indien nodig muur of geveldoorvoering zorgvuldig en met minimale impact.
Hij/Zij plaatst detectoren rekeninghoudend met verstoringsfactoren.
Hij/Zij plaatst beveiligingsverlichtingssystemen.
Hij/Zij plaatst rookmelders en branddetectoren volgens specificatie en doelgebied.
Hij/Zij plaatst camera's volgens specificaties en doel.
Hij/Zij legt terrein beveiligingssystemen aan.

De medewerker werkt volgens de NEN1010/NEN3140.
Hij/Zij bekabelt componenten.
Hij/Zij trekt bedradingen in kokers/leidingen.
Hij/Zij werkt bedrading/bekabeling visueel netjes weg.
Hij/Zij sluit componenten aan tot een totaal van een elektronische inbraak signaleringssysteem.
Hij/Zij verzorgt eventueel een draadloos netwerk tussen de componenten.
Hij/Zij plaatst video registratiesysteem.
Hij/Zij richt (eventueel) een monitoropstelling in.
Hij/Zij sluit systemen aan op het CCS.
Hij/Zij sluit het CCS aan op het lichtnet.

De medewerker sluit (additionele) beveiligingscomponenten/systemen aan op het CCS.
Hij/Zij controleert en checkt de aansluitingen op juiste werking.

De medewerker configureert het systeem volgens de voorschriften op openbare transmissienetwerken.
Hij/Zij stelt de benodigde functies in in het CCS systemen.
Hij/Zij hanteert TCP/IP protocollen.
Hij/Zij hanteren security protocollen.
Hij/Zij past computer – en informatiebeveiliging software/hardware toe.

De medewerker test en controleert alle functionaliteiten van het systeem.
Hij/Zij test en controleert doormeldingen naar een opvolging (PAC/App/telefoon, enz).
Hij/Zij houdt rekening met gebruikers tijdens de test.

De medewerker vult werkbonnen en overdrachtsdocumenten in.
Hij/Zij rapporteert eventuele afwijkingen.
Hij/Zij vult logboek in van het alarmsysteem.

De medewerker rond werkzaamheden af en ruimt materialen en gereedschappen op.
Hij/Zij zorgt voor een schone en nette oplevering.
Hij/Zij informeert de klant (of geeft uitleg over) over de werkzaamheden en/of eventuele additionele of te verwachten werkzaamheden.
Hij/Zij levert het systeem functioneel en volgens afspraak op.
Hij/Zij instrueert de klant over de werking van het systeem.

De medewerker herkent criminele risico’s.
Hij/Zij herkent de risicoklasse.
Hij/Zij benoemt een risicoanalyse.
Hij/Zij herkent de bouwkundige beveiligingsmaatregelen.
Hij/Zij herkent compartimenteringsbeveiligingsmaatregelen.
Hij/Zij herkent de meeneembeperkende beveiligingsmaatregelen.
Hij/Zij benoemd de juiste organisatorische beveiligingsmaatregelen.

De medewerker legt de projectering van een elektronisch inbraaksignaleringssysteem uit.
Hij/Zij herkent een juiste projectering van een inbraaksignaleringssysteem en beschrijft de voorschriften voor alarmapparatuur met betrekking tot de onderdelen in de installatie.
Hij/Zij kan een een projectering van beveiligingsverlichting uitleggen.
Hij/Zij kan een een projectering voor branddetectoren uitleggen.
Hij/Zij kan een projectering van rook – en brandmelders aangesloten op aparte zones van de CCS die separaat worden doorgemeld uitleggen.
Hij/Zij kan een projectering van een camerasysteem uitleggen.
Hij/Zij kan de voorschriften voor projecteren van de CCS en sabotage beveiliging van de CCS en communicatieverbinding uitleggen.
Hij/Zij kan een projectering voor mistgeneratoren uitleggen.

De medewerker kent het belang van samenhangende beveiligingsmaatregelen bij het opstellen van het plan.
Hij/Zij herkent doel en functie van beveiligingssystemen en componenten (CCTV/Toegangscontrole/Brandmeld) binnen een beveiligingsplan.
Hij/Zij herkent eisen en afwijkingen in een PvE.
Hij/Zij herkent de aspecten van brand / letsel en schade (brandpreventie) binnen een plan.
Hij/Zij herkent functie en eigenschappen van componenten, detectoren en sensoren en meldsystemen binnen een beveiligingsplan.
Hij/Zij kent de norm voor bereikbaarheid van gevelelementen (NEN 5087) .
Hij/Zij kent de norm voor de weerstandsklasse van gevelelementen (NEN 5096 / BRL 3104).
Hij/Zij kent de manuele test van de NEN 5096 gebaseerde, productenlijst hang- en sluitwerk uitleggen.
Hij/Zij kent hulpmiddelen voor het opstellen van een beveiligingsplan.
Hij/Zij herkent de opbouw en structuur van een beveiligingsplan.
Hij/Zij interpreteert het belang en de motivatie van de gebruikers .
Hij/Zij interpreteert commerciële aspecten en adviserende maatregelen.
Hij/Zij beschrijft beveiligingsmaatregelen af op aanrijtijd van alarmopvolgers.
Hij/Zij beschrijft het plan bij de opdrachtgever/contactpersoon.

De medewerker heeft kennis van inbraakwerende eigenschappen van materialen.
Hij/Zij herkent kwalitatief goed, gecertificeerd hang- en sluitwerk producten.
Hij/Zij herkent de status van hang- en sluitwerk producten.
Hij/Zij heeft inzicht in de sterkte van deurblad materialen.
Hij/Zij heeft inzicht in de mogelijkheden voor afscherming van gevelopeningen.
Hij/Zij herinnert adviezen over de toepassing van de meest voorkomende glasafscherming producten en veiligheidsbeglazing.
Hij/Zij beschrijft het doel en functie van compartimentering.
Hij/Zij herinnert de eisen van de NCP/VNS lijst inbraakwerende kasten en kluisdeuren..
Hij/Zij herkent en kan informeren over een bouwkundig compartiment.
Hij/Zij kent het doel en functie van meeneembeperkende maatregelen.
Hij/Zij kent de eisen die worden gesteld aan inbraakwerende en/of brandwerende kasten, safes, archieven en kluizen.
Hij/Zij kent de specifieke aspecten omtrent nooduitgangen.
Hij/Zij kent de mogelijkheden van terreinbeveiliging.

De medewerker begrijpt plattegrond tekeningen.
Hij/Zij begrijpt het beveiligingsplan.
Hij/Zij herkent de symbolen voor detectie-componenten.
Hij/Zij herkent componenten volgens de specificaties.
Hij/Zij begrijpt een compleet ontwerp volgens de specificaties van de opdracht.
Hij/Zij benoemt een overzicht van te gebruiken componenten en materialen.
Hij/Zij herinnert de juiste capaciteit van een noodstroomvoorziening.

De medewerker herkent de voorgeschreven intervallen voor onderhoud/inspectie.
Hij/Zij beschrijft de aspecten van de risico-analyse.
Hij/Zij beschrijft het plan volgens voorschriften, overzichtelijk uitvoerbaar en beheersbaar.
Hij/Zij beschrijft het plan aan de afnemer/gebruiker/contactpersoon.

De medewerker leest relevante informatie onderhoudsopdracht, tekeningen, instructie enz.
Hij/Zij kiest eventueel te gebruiken materialen, gereedschappen, spare-parts.
Hij/Zij neemt voorzorgsmaatregelen voor een veilige werkomgeving.

De medewerker logt in op het systeem of raadpleegt logboek.
Hij/Zij vormt zich een beeld van meldingen en storingen.
Hij/Zij verzamelt eventueel aanvullende informatie.
Hij/Zij gebruikt eventuele meldingen/codes voor de aanpassing van zijn onderhoudsprogramma.
Hij/Zij reset het systeem.

De medewerker voert visuele inspectie uit en checkt functionaliteiten.
Hij/Zij controleert oorspronkelijke bewakingsomvang/veiligheidsrisico analyse op huidige situatie.
Hij/Zij controleert en/of update meldkamergegevens.
Hij/Zij controleert het (deel) systeem op functioneren.

De medewerker reinigt componenten, detectoren, sensoren volgens voorschriften.
Hij/Zij controleert de goede werking van detectoren en sensoren.

De medewerker hanteert meetinstrumenten op de juiste wijze.
Hij/Zij afhankelijk van de te verrichten meting zorgt hij voor een spanningsloos systeem.
Hij/Zij trekt conclusies aan de hand van de gevonden waardes.
Hij/Zij legt eventuele waardes vast.

De medewerker werkt volgens vaste procedures, checklists en instructies.
Hij/Zij sluit verstorende factoren uit.
Hij/Zij analyseert (meet)gegevens.
Hij/Zij trekt conclusies en verwerkt deze in het storings- of onderhoudsplan.

De medewerker de- en monteert (defecte) componenten, detectoren, sensoren, bekabeling.
Hij/Zij biedt eventuele duurdere componenten aan ter reparatie aan derden.
Hij/Zij controleert of vervangt eventueel ondeugdelijke aansluitingen.

De medewerker configureert het systeem volgens de voorschriften op openbare transmissienetwerken.
Hij/Zij stelt de benodigde functies in in het CCS systemen.
Hij/Zij hanteert TCP/IP protocollen.
Hij/Zij hanteren security protocollen.
Hij/Zij past computer – en informatiebeveiliging software/hardware toe.

De medewerker test en controleert alle functionaliteiten van het systeem.
Hij/Zij test en controleert doormeldingen naar een opvolging (PAC/App/telefoon, enz).
Hij/Zij rekening met gebruikers tijdens de test.

De medewerker vult werkbonnen en overdrachtsdocumenten in.
Hij/Zij rapporteert eventuele afwijkingen.
Hij/Zij vult logboek in van het alarmsysteem.

De medewerker beschrijft de criminaliteitsontwikkelingen in Nederland.
Hij/Zij beschrijft dadergroepen en gedrag van criminelen.
Hij/Zij beschrijft inbraak methoden en snelheden.
Hij/Zij herkent schadeprofielen bij verschillende objecten.
Hij/Zij beschrijft het belang van verzekerden en preventie.

De medewerker beschrijft de beveiligingsfilosofie.
Hij/Zij kent het begrip risico en beschrijft hoe je een een risico kan beoordelen.
Hij/Zij herinnert de risicoklasse-indeling voor woningen, bedrijven, instellingen.
Hij/Zij herinnert de richtlijn inbraakbeveiliging voor onderwijsinstellingen.
Hij/Zij herinnert de richtlijnen uit het handboek beveiligingstechniek.
Hij/Zij beschrijft het Politiekeurmerk veilig wonen.

De medewerker past het begrip vertrouwelijke informatie toe.
Hij/Zij hanteert de eisen die worden gesteld in de BRL BORG technisch beveiligingsbedrijf aan waardebergingen voor vertrouwelijke gegevens.
Hij/Zij hanteert de eisen die worden gesteld aan het verzenden van vertrouwelijke informatie.

De medewerker herinnert de algemene en specifieke organisatorische maatregelen.
Hij/Zij benoemd de aspecten van sociale controle van beveiliging.
Hij/Zij beschrijft de sluit-controleronden, een sleutelplan en sleutelbeheer.
Hij/Zij benoemd de registratie- en merken van goederen toe.

De medewerker herkent het begrip en doel van een Certificeringinstelling.
Hij/Zij beschrijft het Politie Keurmerk Veilig Wonen.
Hij/Zij beschrijft de SKG, Stichting Keurmerk Gevelelementen.
Hij/Zij heeft inzicht in Branche organisaties.
Hij/Zij weet dat er NEN normen bestaan, NNI, ISO, Cenelec, IEC.
Hij/Zij heeft inzicht in de Particuliere beveiligingsorganisaties.
Hij/Zij heeft inzicht in Geld- en waardetransportbedrijven.
Hij/Zij kent het doel en de functie van geaccrediteerde audit- en inspectie-instellingen.
Hij/Zij herkent elektrotechnische begrippen.

De medewerker kent de toepassing van kwaliteitsdocumenten.
Hij/Zij kan beveiligingssystemen opleveren aan de gebruiker.
Hij/Zij weet wat onderhoudsverplichtingen, onderhoudscontracten kunnen inhouden.
Hij/Zij heeft inzicht in de kwaliteitsaspecten van het BORG technisch beveiligingsbedrijf.

De medewerker beschrijft de Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherche bureaus in relatie met bepalingen tot de alarminstallateur.
Hij/Zij beschrijft de wettelijke eisen voor de (alarm)installateur.
Hij/Zij beschrijft de eisen voor aansluiten van alarmsystemen op een Particuliere Alarm Centrale.
Hij/Zij beschrijft de eisen voor het Politie Keurmerk Veilig Wonen.
Hij/Zij heeft inzicht in de APV, algemene politie verordeningen.
Hij/Zij heeft inzicht in de modelverordening Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG).
Hij/Zij heeft inzicht in het doel en functie van het College bescherming persoonsgegevens.
Hij/Zij heeft inzicht in de regelgeving met betrekking tot draadloze alarmapparatuur.
Hij/Zij beschrijft de BRL BORG technisch beveiligingsbedrijf en bijlagen.
Hij/Zij beschrijft regelgeving opvolging stilalarm.
Hij/Zij herkent de verschillen tussen een BORG beveiligingscertificaat en BORG alarm installatie certificaat (alarminstallatie-attest) en een BORG Opleveringsbewijs.

De medewerker beschrijft de functie van de PAC voor alarmopvolging.
Hij/Zij herkent de eisen en begrippen rond alarmverificatie.
Hij/Zij herkent aan de hand van de risico -en beveiligingsklasse de PAC dienstverlening.
Hij/Zij herinnert de alarmopvolging mogelijkheden die een PAC kan aansturen.
Hij/Zij beschrijft het gele en rode kaarten systeem.
Hij/Zij herinnert welke vormen van alarmeringen naar een PAC er zijn.
Hij/Zij kent de functies van ATK / modem voor de alarmtransmissie.
Hij/Zij beschrijft tweewegcommunicatie technieken.
Hij/Zij beschrijft de functie en eigenschappen van luide alarmering.
Hij/Zij beschrijft de functie en eigenschappen van optische signalering.
Hij/Zij kan de basis gegevens noodzakelijk voor de dienstverlening van een PAC vastleggen.