Monteur signtechniek

Communiceert met de klant en met collega's (en leidinggevende). Geeft de klant uitleg over de globale werking van de installatie en het onderhoud. Communiceert met vaktaal elektrotechniek. Verwijst voor planning en prijstechnische aangelegenheden naar de daarvoor verantwoordelijk persoon binnen het bedrijf.

Stemt plan en/of werkzaamheden af met betrokkenen (bouwteam/klant/derden).
Informeert betrokkenen proactief over (technische) mogelijkheden en/of de uitvoering van werkzaamheden.
Betrekt experts bij de totstandkoming van een plan of advies.

Bereidt de werkopdracht voor, zodat deze efficiënt wordt uitgevoerd. Ontvangt de werkopdracht, verzamelt alle relevante informatie en interpreteert deze informatie en beoordeelt de situatie ter plekke. Schat in hoelang de werkzaamheden gaan duren. Bepaalt werkvolgorde, stelt prioriteiten en houdt rekening met mogelijke knelpunten (anticiperen).
Zorgt voor eigen gereedschap, beschermingsmiddelen, bedrijfskleding en bedrijfswagen.

Rapporteert mondeling en schriftelijk over de werkzaamheden, zodat betrokkenen (collega’s, klanten, leidinggevende, onderaannemers) doelmatig worden geïnformeerd. Bepaalt welke informatie wel en niet van belang is om vast te leggen en bepaalt welke informatie relevant is voor degene aan wie gerapporteerd wordt. Vult werk-, uren, en materiaalbonnen in, vaak in standaard werkbonnen. Vermeldt mutaties op de werktekeningen welke later op het bedrijfsbureau worden ingeleverd ter verwerking.

Stelt zich klantvriendelijk op naar de klant. Vraagt de klant naar de tevredenheid over de geleverde dienst. Geeft uitleg over de werking van de installatie.
Kan omgaan met kritiek en kan nagaan of de kritiek weggenomen kan worden. Is in staat kritiek, vragen of problemen naar wens van de klant op te lossen.

Streeft naar een zo hoog mogelijke kwaliteit (technisch, operationeel, duurzaam) binnen de kaders van de opdracht.
Draagt zorg voor een opgeruimde werklocatie, een goede werkuitvoering en goede kwaliteit van het af te leveren werk, zodat zowel aan de belangen van de klant als die van het eigen bedrijf tegemoetgekomen wordt.
Werkt volgens de verstrekte opdracht en volgt instructies en procedures op. Werkt volgens het (wel of niet vastgelegde) kwaliteitssysteem van de werkgever.
Past zich aan de bedrijfscultuur aan en komt gemaakte afspraken na.
Past vakdeskundigheid toe en gaat efficiënt en kostenbewust om met materialen, gereedschappen, materieel, tijd en energie.
Is verantwoordelijk voor het geleverde werk. Controleert en meet het eigen werk en keurt en controleert eindproducten.
Levert de werkplek 'bezemschoon' en netjes op.

Veiligheidsbewustzijn versus dienstverlenend; ondanks druk van de consument altijd zorgen voor een veilige gebruikssituatie ook al betekent dat voor de consument een impopulaire maatregel.
Alert zijn op veranderingen in, aan, bij of in de omgeving van de installatie die van invloed kunnen zijn op de veiligheid of de prestaties van de installatie.
Alert op veiligheidsissues en/of gebreken, ook al zijn deze lang geleden ontstaan door wijzigingen in gebruik of verbouw en het melden daarvan.
Verantwoordelijkheidsbesef en bewustzijn dat hij de professional is die de staat van de installatie in relatie tot veiligheid kan waarnemen.

Heeft basiskennis van de natuur- en scheikundige processen die zich voordoen in signinstallaties. Heeft kennis van krachtenleer, zoals afschuiving en stuik, trek en druk, invloed van krachten op buiging en wrijving. Heeft kennis van natuurkundige principes ten behoeve van het opsporen van storingen in het werkgebied.

Heeft kennis van en inzicht in scheikunde (geen formules), gericht op meetprincipes en op chemische aantasting van relevante stoffen.

Heeft algemene kennis van geveltechniek en dakbedekkingen.

Kent het verband tussen lading, stroom en weerstand (wet van Ohm). Weet wat spanningsverschil is, hoe ontstaat dat (waar komt stroom vandaan). Weet welke energiebronnen en welke spanningsverschillen er zijn binnen de laagspanningsdelen van de installatie en de hoogspanningszijde van Neoninstallaties.
Kent de invloed van de dikte van de geleider op de weerstand. Weet het verband tussen weerstand (geleiding) en warmte-ontwikkeling. Weet hoe de distributie van stroom gaat. Kent het verschil kennen tussen parallel en serie schakeling.
Heeft kennis van:
- Lading en stroom
- Elektrisch spanningverschil
- Geleiders en isolatoren
- Productie van elektriciteit
- Elektrische energiebronnen
- Wet van Ohm
- Weerstand van geleiders
- Serieschakeling
- Parallelschakeling

Maakt na de werkzaamheden de gereedschappen schoon, controleert ze op beschadigingen.
Geeft door welke onderdelen besteld en welk gereedschap gerepareerd moet worden.

Kan algemeen handgereedschap zonder begeleiding hanteren. Voor installatie onder spanning wordt geïsoleerd gereedschap gebruikt: hamer, beitels, tangen, (steek/ring)-sleutels, schroevendraaiers, ratels, messen, zagen, et cetera.
Voor sommige specialistisch handgereedschap kan een extra (gecertificeerde) opleiding nodig zijn: stekkertrekker, draadopzet gereedschap , kunststof buizenknipper/snijder, trek- buigveer, krimp-, afstrip-, combi-, perstangen, et cetera.
Spangereedschap: bankschroef, spanschroef, griptang, lijmklem.

Kan meetgereedschap zonder begeleiding hanteren: liniaal, meetlint, waterpas, aftekengereedschap.
Kan elektronisch meet- en controlemeetgereedschap onder begeleiding hanteren: duspol, multimeter of universeelmeter en kan hiervan de uitkomsten beoordelen.
Elektronisch meetgereedschap is kostbaar en gevoelig, het moet na gebruik altijd veilig opgeborgen worden.

De medewerker kan meetgereedschap zonder begeleiding hanteren: liniaal, meetlint, waterpas, aftekengereedschap.
De medewerker kan elektronisch meet- en controlemeetgereedschap onder begeleiding hanteren: duspol, multimeter of universeelmeter en kan hiervan de uitkomsten beoordelen.
Elektronisch meetgereedschap is kostbaar en gevoelig, het moet na gebruik altijd veilig opgeborgen worden.

Na werkzaamheden verzamelen van:
- restmateriaal gescheiden in voor hergebruik
- afval gescheiden in voor afvoer
Heeft kennis van milieu verantwoorde afvoer van restmaterialen. Geeft door welke materialen/onderdelen besteld en welk materieel gerepareerd moet worden.

Weet welk materiaal en verbinding waar het best kan toepassen en weet welke verkrijgbaar zijn. Heeft kennis van:
- materialen: buizen, draad, (grond)kabels (maten), flexibele kabel/snoeren, flexibele kunststof leidingsystemen, glasvezel, lasdoos, et cetera.
- verbinding (technieken): kabelschoenen, krimpkousen, lasklem, lasdop, krimpconnector, AMP-klemmen, - stekerbare (plug en Play), kroonsteen, solderen.

Heeft kennis van draden en draaddoorsnede, van isolatiemateriaal en isolatieglaskousen en kan deze toepassen.
Heeft kennis van isolatiematerialen en bescherming (IP) bedrading en apparatuur en wanneer en op welke installatie toe te passen.
Isolatiemateriaal en bescherming:
- tape, kit, International Proctection classificatie van installatiemateriaal
Maakt zoveel mogelijk gebruik van materialen die goed recyclebaar zijn, zoals aluminium en acrylaat.
Steeds minder wordt bijvoorbeeld PVC als materiaal ingezet.
Specialistisch materieel: Rolsteiger, hoogwerker.

Weet welke bevestigingsmaterialen verkrijgbaar zijn en weet welke waar het best kan toepassen: schroeven, tapbouten, slotbouten, draadeinden, draadbussen, pennen, pluggen (kunststof en metaal), clips, buisklemmen, moeren, ringen, zadels, pijpbeugels, railsystemen, profiel- en spantklemmen, tiewraps, (vulkaniserend) tape, verlijmen.
Kabels: lasdoos, lasklem, lasdop, Railklemmen, kabelschoen, krimpconnector, krimpkous, AMP-klemmen, kroonsteen, adereindhuls, solderen.
Weet hoe hij leidingen moet beugelen en installaties en apparatuur moet bevestigen.

Heeft kennis over doorvoeringen (bijvoorbeeld in hout, beton, steen, metaal).
Weet waaraan doorvoeringen moeten voldoen (waterdicht, brandveilig, luchtdicht).
Weet welke gereedschappen bij verschillende doorvoeringen te gebruiken. Past de ARBO-regels toe bij boren, frezen en hakken. Weet dat doorvoeringen de constructie verzwakt dus overlegt eerst met de leidinggevende over de positie van de doorvoering.

Heeft kennis van materialen en middelen om installatiebuizen te bewerken (afkorten, buigen, ontbramen) aan te leggen (beugelen) en te verbinden.
Heeft kennis van materialen en middelen om draden te bewerken (afkorten, strippen) aan te leggen (trekken en bekabelen) en te verbinden (juiste kleurcode en diameter) voor laagspanningsinstallaties. Heeft kennis van onder andere:
- kabelgoot/ladderbaan aanleggen.
- vereffeningsystemen
Weet hoe de leidingen beschermd moeten worden tegen vocht en mechanische beschadiging.
Kent de beugelafstanden van (ribbel)buis en weet hoe en welke kabels met tiewraps aan kabelgoten en ladderbanen te monteren.

Kan in gesprekken over alledaagse en niet alledaagse onderwerpen uit leefwereld uiting geven aan persoonlijke meningen, kan informatie uitwisselen en gevoelens onder woorden brengen.
Kan redelijk vloeiend en helder ervaringen, gebeurtenissen, meningen, verwachtingen en gevoelens onder woorden brengen over onderwerpen betreffende het werk en van maatschappelijke aard. E.e.a. op niveau 2F.

Kan luisteren naar teksten over alledaagse onderwerpen,
onderwerpen die aansluiten bij de eigen leefwereld en daarbuiten.
Kan informatie en meningen interpreteren.
Kan de bedoeling van de spreker(s) of het doel van de makers van een programma verwoorden. E.e.a. op niveau 2F.

Kan teksten lezen over alledaagse onderwerpen, onderwerpen die aansluiten bij de eigen leefwereld en daarbuiten.
Kan eenvoudige volwassenen literatuur herkennend lezen. Kan de hoofdgedachte van de tekst weergeven en maakt onderscheid tussen hoofd- en bijzaken.
Legt relaties tussen tekstdelen (inleiding, kern, slot) en teksten. Ordent informatie (bijvoorbeeld op basis van signaalwoorden) voor een beter begrip. Herkent beeldspraak (letterlijk en figuurlijk taalgebruik). E.e.a. op niveau 2F.

Kan samenhangende teksten schrijven met een eenvoudige, lineaire opbouw, over uiteenlopende vertrouwde onderwerpen betreffende het werk en van maatschappelijke aard.
Gebruikt veelvoorkomende verbindingswoorden (als, hoewel) correct. De tekst bevat een volgorde; inleiding, kern en slot.
Kan alinea’s maken en inhoudelijke verbanden expliciet aangeven.
Maakt soms nog onduidelijke verwijzingen en fouten in de structuur van de tekst. E.e.a. op niveau 2F.

Kan technische termen in (Engelstalige) handleidingen lezen en interpreteren.

Kan technische termen in (Engelstalige/Duitstalige) handleidingen lezen en interpreteren. Kan instructies lezen, begrijpen en toepassen.

Heeft cijfermatig inzicht en kennis van formules berekenen (bijv. voor gebruik machines) en kan vakgerelateerde berekeningen maken.
− schrijfwijze negatieve getallen: -3˚C, -150 m
− symbolen zoals < en > gebruiken
− gebruik van wortelteken, machten
− getalnotaties met miljoen en miljard
− getallen relateren aan situaties.
Kan optellen, aftrekken, vermenigvuldigen en delen, en berekenen van:
- verhoudingen, procenten, lengtematen
- omtrek en oppervlakte van een cirkel
- straal, in- en uitwendige middellijn van een buis (cirkel berekenen)
- cilinder en wanddikte
- omrekenen eenheden

Heeft basiskennis van verhoudingen.
− een ’kwart van 260 leerlingen’ kan worden geschreven als 1/4 × 260.
− formele schrijfwijze 1 : 100 bij schaal herkennen.
− 1 op de 5 Nederlanders is hetzelfde als ‘een vijfde deel van alle Nederlanders’.
− notatie van breuken, decimale getallen en procenten herkennen en gebruiken.
− eenvoudige stambreuken (1/2 ,1/4 ,1/10 ,..), decimale getallen (€ 0,50; € 0,25; € 0,10), percentages (50%, 25%, 10%) en verhoudingen (1 op de 2, 1 op de 4, 1 op de 10) in elkaar omzetten.
− met een rekenmachine breuken en procenten berekenen of benaderen als eindige decimale getallen.
E.e.a. op niveau 2F.

Kan bij het uitvoeren van de metingen de resultaten vergelijken met de gewenste uitkomst en naar aanleiding hiervan actie ondernemen, kan meetapparatuur aflezen en bedienen. Heeft kennis van beweging en kracht in relatie tot opslag en verplaatsen goederen en monteren en uitvoeren van montagewerkzaamheden.
− negatieve getallen plaatsen in getalsysteem
− getallen met elkaar vergelijken,
− situaties met getallen/aantallen vertalen naar een bewerking
− afronden op ‘mooie’ getallen
− binnen een situatie het resultaat van een berekening op juistheid controleren.
E.e.a. op niveau 2F.

Kan tabellen, diagrammen en grafieken bij het oplossen van problemen gebruiken en daarbij conclusies formuleren. Kan in (beperkte) mate omgaan met formules. Kan complexere meetinstrumenten gebruiken en aflezen. Kan in (beperkte) mate redeneren over verhoudingen en breuken en kent de structuur en de samenhang tussen decimale maateenheden en kan in concrete situaties de juiste maateenheden gebruiken. Kan berekeningen uitvoeren met procenten en verhoudingen.
− negatieve getallen in berekeningen gebruiken: 3 – 5 = 3 + -5 = -5 + 3
− haakjes gebruiken
− met een rekenmachine breuken, procenten, machten en wortels berekenen of benaderen als eindige decimale getallen
− schatten van een uitkomst
− resultaat van een berekening afronden in overeenstemming met de gegeven situatie
− bij berekeningen een passend rekenmodel of de rekenmachine kiezen
− berekeningen en redeneringen verifiëren
− rekenen met samengestelde grootheden (km/u, m/s en dergelijke):
− bepalen op welke (eenvoudige) schaal iets getekend is, als enkele maten gegeven zijn
− uitvoeren procentberekeningen:
− verhoudingen met elkaar vergelijken en daartoe een passend rekenmodel kiezen,
− vergroting als toepassing van verhoudingen
E.e.a. op niveau 2F.

Heeft kennis van meet- regel- en besturingstechnieken en heeft ruimtelijk inzicht. Kan tekeningen en (elektrische) symbolen en leidingen lezen en interpreteren. Kan locatieschetsen bestuderen en zich hier een voorstelling van maken en oppervlakten schatten en bepalen van hoeveelheden.